Geschiedenis van Winsum, in een aantal periodes

Klik in de groene balken op het + symbool om de tekst uit te klappen ==>


1. Doggerland: Het Noordzeegebied ca. 10.000 v. Chr.

Doggerland en de Noord-Groningse Kust: Winsum in een Verdwenen Landschap

Doggerland, het uitgestrekte land dat ooit de Noordzee verbond met het huidige Groot-Brittannië, was een vruchtbaar gebied waar prehistorische mensen jaagden, verzamelden en mogelijk zelfs vroege nederzettingen bouwden. Dit verdwenen landschap speelde ook een belangrijke rol in de vroege geschiedenis van Noord-Groningen en de omgeving van Winsum. Hoe zag dit gebied eruit rond 10.000 v. Chr., en wat veranderde tegen 7.000 v. Chr.?


Winsum en Doggerland rond 10.000 v. Chr.

Rond 10.000 v. Chr. bevond Noord-Groningen zich aan de rand van een enorm toendra-achtig landschap. Doggerland was een uitgestrekt en vruchtbaar gebied dat zich uitstrekte tot diep in wat nu de Noordzee is. Het was een land van rivieren, meren en moerassen, met een rijke flora en fauna. De mensen die hier leefden waren jagers-verzamelaars, die zich voedden met herten, oerossen, elanden en vissen uit de rivieren en meren.

Winsum, zoals we het nu kennen, bestond toen nog niet. De omgeving was een licht glooiend landschap, afgewisseld met riviertjes en moerasgebieden. De rivieren van Doggerland, zoals de voorlopers van de Rijn en de Theems, liepen door dit gebied richting het noorden, waar ze uitmondden in een gigantisch netwerk van meren en kustmoerassen.


Winsum en Doggerland rond 7.000 v. Chr.

Tegen 7.000 v. Chr. was Doggerland al aanzienlijk gekrompen door de stijgende zeespiegel, die het gevolg was van het afsmelten van de ijskappen na de laatste ijstijd. De kustlijn verschoof gestaag naar het oosten, en de huidige Noordzee begon zich te vormen.

Het gebied rond Winsum begon de eerste tekenen van overstromingen en verzilting te ervaren. Wat ooit een binnenland was, kwam steeds dichter bij de kust te liggen. De rivieren veranderden in brede estuaria en moerassen, waardoor de leefomgeving voor de toenmalige bewoners ingrijpend veranderde. De mens paste zich echter aan door steeds meer gebruik te maken van kust- en waterbronnen, zoals schelpdieren, vis en watervogels.

Tegen het einde van deze periode was Doggerland grotendeels onder water verdwenen, met slechts enkele hooggelegen gebieden, zoals Dogger Bank, als eilanden boven de zeespiegel. Dit markeerde het einde van de prehistorische landbrug tussen Groot-Brittannië en het Europese vasteland. Winsum en Noord-Groningen werden toen al beïnvloed door het getij en de dynamiek van de kust, wat later zou leiden tot de ontwikkeling van de eerste wierden en terpen.


Doggerland: Een Verzonken Wereld

Hoewel Doggerland vandaag de dag volledig onder de Noordzee ligt, worden er nog steeds overblijfselen gevonden, zoals fossielen van dieren, werktuigen van prehistorische mensen en resten van oeroude bossen. Voor de regio Noord-Groningen betekent dit dat het landschap ooit een direct onderdeel was van een veel groter en rijker ecosysteem, waarin mensen en dieren duizenden jaren leefden voordat de zee het land opslokte.

De geschiedenis van Doggerland herinnert ons eraan hoezeer landschappen kunnen veranderen en hoe menselijke gemeenschappen zich door de eeuwen heen hebben aangepast aan klimaatverandering en stijgende zeespiegels—een thema dat ook vandaag de dag weer actueel is.

2. Het 'Hoog van Winsum', ca. 4.000 v. Chr.

Het Hoog van Winsum: Geologie en Archeologie van een Verborgen Landschap

Het Hoog van Winsum is een intrigerend geologisch en archeologisch fenomeen in Noord-Groningen. Dit gebied, dat een ondergrondse voortzetting is van de Hondsrug, biedt inzicht in de prehistorische bewoning en de geologische geschiedenis van de regio.​

Het Hoog van Winsum: Een Eiland in de Oprukkende Zee

Tijdens de laatste ijstijd, het Weichselien, lagen er in het huidige Noord-Nederland geen gletsjers. Maar na het einde van deze periode, rond 12.000 jaar geleden, begon de aarde op te warmen en smolten de Scandinavische ijskappen. Dit veroorzaakte een snelle stijging van de zeespiegel.

  • Tot ca. 7000 v. Chr. was Engeland nog over land bereikbaar via Doggerland.
  • Rond 6000 v. Chr. bereikte de Noordzee de huidige Nederlandse kustlijn.
  • In de daaropvolgende millennia overspoelde de zee steeds grotere delen van het noorden van Nederland.

Het water bereikte zelfs het gebied waar nu Groningen ligt. In deze periode werd een groot deel van het noordelijke deel van de Hondsrug door de zee bedekt, met uitzondering van een aantal weerbarstige hoger gelegen delen. Eén van deze delen was het Hoog van Winsum.

Tot circa 1500 v. Chr. bleef het Hoog van Winsum een eiland in een uitgestrekt moeras- en getijdenlandschap, omringd door de Hunze-boezem in het westen en de Fivel-boezem in het oosten. Dit eiland was waarschijnlijk een gunstige plek voor bewoning vanwege de nabijheid van visrijke wateren en de bescherming tegen overstromingen.

Vroege Bewoning en Archeologische Vondsten bij Winsum

  • Tijdens de opgravingen bij gemaal Tilborg werden werktuigen uit het steentijdperk gevonden.
  • De vondsten bevestigen dat het gebied al vroeg bewoond werd, waarschijnlijk door jagers-verzamelaars en later door de eerste boeren.
  • De stijgende zeespiegel en de afzetting van klei door de Hunze en de zee bedekten later deze vroege bewoningssporen.

Deze bevindingen maken het aannemelijk dat het gebied rond Winsum een belangrijk knooppunt was in de vroege prehistorie, mogelijk met nog onontdekte sporen van bewoning onder de huidige kleilaag.

Beschrijving van de Neolithische Nederzetting bij Wetsinge: Gemaal Tilborg

In oktober 2000 werd bij de aanleg van het gemaal in het Wetsingermaar, nabij boerderij Tilborg, een belangrijke ontdekking gedaan. Op ongeveer 2,5 meter diepte, onder de kleilaag, troffen archeologen een nederzetting uit de Trechterbekercultuur aan.

Op basis van C14-datering werd de nederzetting gedateerd op circa 3400 v. Chr.. Dit betekent dat de eerste boeren, die elders in Nederland hunebedden bouwden, zich ook in dit gebied vestigden. Aangezien het huidige onderzoeksgebied pal achter deze eerdere vondsten ligt, zijn de verwachtingen voor toekomstige opgravingen hooggespannen.

Het gemaal zelf ligt op een ondergrondse uitloper van de Hondsrug, die hier op ongeveer 2,5 meter diepte loopt. De vondst bevestigt dat ook deze gebieden al vroeg aantrekkelijk waren voor bewoning, mede door de strategische ligging tussen waterstromen en de hoger gelegen zandgronden.

Wat Ligt Er Nog Verborgen?

De vondsten in Heveskes en Wetsinge tonen aan dat de prehistorische bewoning van Noord-Groningen complexer is dan eerder gedacht. Dat de Trechterbekercultuur hier al rond 3400 v. Chr. aanwezig was, suggereert dat hun invloed mogelijk verder reikte dan voorheen werd aangenomen.

Gezien het feit dat in Heveskes een hunebed onder de klei werd gevonden, en dat in Wetsinge een complete neolithische nederzetting werd blootgelegd, rijst de vraag:

  • Liggen er nog andere hunebedden verborgen onder de Noord-Groningse kleilagen?
  • Welke sporen van vroege bewoning bevinden zich nog onder de afzettingen van de Hunze en de zee?

Moderne technieken zoals georadar en booronderzoek kunnen mogelijk meer geheimen onthullen over de eerste bewoners van het Hoog van Winsum en de verborgen prehistorische landschappen van Noord-Groningen.

3. Winsum in de IJzertijd, ca. 500 v. Chr.

Winsum en Obergum rond 500 v.Chr. – Leven op de Wierden in de IJzertijd

In het noorden van het huidige Nederland, in een landschap dat grotendeels uit kwelders en getijdengeulen bestond, lagen de vroege nederzettingen Winsum en Obergum. Deze dorpen bevonden zich in een dynamisch kustgebied waar de zee regelmatig grote delen van het land overstroomde. Om zich te beschermen tegen deze getijden, bouwden de bewoners kunstmatige woonheuvels, wierden genaamd, die de eerste aanzet vormden voor de latere dorpen.

Het Landschap en de Wierden

Winsum en Obergum lagen in een nat, laaggelegen kustgebied dat nog geen dijken kende. De mensen leefden op wierden, opgeworpen heuvels van klei, plaggen en mest, die bescherming boden tegen overstromingen. Deze wierden waren destijds waarschijnlijk kleiner en lager dan de latere middeleeuwse varianten, maar boden al een veilige woonplaats. Rondom de nederzettingen strekte zich een landschap van kwelders en lage graslanden uit, dat geschikt was voor veeteelt en in beperkte mate voor akkerbouw.

Samenleving en Leefwijze

De bewoners van Winsum en Obergum leefden in kleine, hechte gemeenschappen van enkele tientallen mensen. Ze waren grotendeels zelfvoorzienend en combineerden veeteelt met landbouw. Ze hielden runderen, schapen en varkens, die zowel voor voedsel als voor huiden en botten werden gebruikt. De akkerbouw was kleinschalig en bestond waarschijnlijk uit het verbouwen van emmertarwe, gerst en peulvruchten.

De huizen waren eenvoudige langhuizen, opgebouwd uit houten palen met wanden van vlechtwerk en leem. Het dak was bedekt met riet of stro. Deze boerderijen dienden zowel als woonhuis voor de mensen als onderkomen voor het vee in de wintermaanden.

Handel en Contacten

Hoewel Winsum en Obergum relatief geïsoleerd lagen, waren ze niet volledig afgesloten van de buitenwereld. Archeologische vondsten uit andere delen van Noord-Nederland suggereren dat er handel plaatsvond met gebieden rondom de Noordzee en de Rijn. Het is mogelijk dat Winsum en Obergum betrokken waren bij de uitwisseling van barnsteen, huiden en mogelijk zout, dat gewonnen werd uit veen.

Spirituele en Sociale Structuren

De samenleving was waarschijnlijk georganiseerd in familieverbanden of clans. Er was geen centrale autoriteit, maar er waren wel sterke sociale structuren gebaseerd op wederzijdse hulp en tradities. Rituelen en natuurgoden speelden een belangrijke rol in het dagelijks leven. Er zijn aanwijzingen dat mensen heilige plekken hadden in het landschap, zoals oude rivierarmen of opvallende verhogingen in het terrein.

Duurzaamheid en Overleving

De bewoners van de wierdedorpen moesten voortdurend inspelen op de grillen van de natuur. Overstromingen konden de vruchtbare bodems verzilten, en het bouwen en onderhouden van de wierden vereiste veel arbeid. Desondanks wisten ze zich eeuwenlang staande te houden door hun aanpassingsvermogen en het slim benutten van de natuurlijke omgeving.

Conclusie

Winsum en Obergum rond 500 v.Chr. waren kleine, maar strategisch gelegen nederzettingen op wierden in een dynamisch kustlandschap. De inwoners leefden van landbouw, veeteelt en kleinschalige handel, en pasten zich voortdurend aan de natuurlijke omstandigheden aan. Hun manier van leven legde de basis voor de latere ontwikkeling van de wierdedorpen die we vandaag de dag nog steeds in Groningen terugvinden.

4. Winsum in de Romeinse Tijd, rond het begin van de jaartelling

Uit archeologische opgravingen, zoals die in Ezinge, weten we dat huizen in Winsum bestonden uit langgerekte boerderijen van hout en vlechtwerk, met een dak van riet of stro. Deze huizen waren meestal verdeeld in een woongedeelte en een stal voor het vee. De bewoners hielden koeien, schapen en paarden, en verbouwden gewassen zoals gerst en spelt.

Naast landbouw was handel belangrijk. Winsum lag strategisch aan een waterweg en had contact met Romeinse handelaren die kwamen voor lokale producten zoals wol, leer en mogelijk zout, gewonnen uit ingedikte kweldermodder. Romeinse importgoederen, zoals aardewerk en glazen kralen, tonen aan dat er levendige handelscontacten waren.

Winsum ca. 800 n. Chr, kerstening door missionarissen